Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], De mannen nu, [32]die met namen uitgedrukt zijn, maakten zich op, en grepen de gevangenen, en kleedden van den roof al hun naakten; en zij kleedden hen, en schoeiden hen, en spijsden hen, en drenkten hen, en [33]zalfden hen, en voerden ze op ezelen, allen die [34]zwak waren, en brachten hen te Jericho, [35]de Palmstad, bij hun broederen; daarna keerden zij weder naar Samaria. 32. Te weten, boven, vs.12. Versta, die met namen daartoe gelast waren, dat zij de gevangenen zouden geleiden en met nooddruft verzorgen. 33. Te weten, om deze gevangenen, naar het gebruik van die oosterse landen, te verkwikken en te vermaken. Zie Ruth 3:3. 34. Hebreeuws, alle struikelenden; dat is, die door ouderdom, of jonkheid, of ziekte, of kwetsuur, of vermoeidheid, niet wel ter been waren, dat zij de menigte niet konden te voet bijhouden. 35. Zie Deut.34:3.